Hoe kan ik u niet helpen?

(27-12-2024 vrijdag) Vandaag besluiten we naar de stad te gaan om het postkantoor aan te doen, in een uiterste poging onze bestelling drop te vinden. Omdat de service van de Corfiotische pakketbezorging niet verder gaat dan hun eigen kantoordeur, zijn we verplicht hun werk te doen en het op te halen, ondanks dat er een duidelijk leesbaar adres op het pakket staat. Met de moed der wanhoop, want we weten niet eens of we wel op het hoofdkantoor in de Alexandros moeten zijn. Dus op de heenweg ook maar even langs de Elta in Alepou, die gesloten blijkt te zijn. Alleen open vanaf kwart voor twee, om een uurtje later weer te sluiten. Als ze al open gaan. Dus door naar de stad, daar hebben we waarschijnlijk de meeste kans.
Langs Garitsa parkeren wordt een uitdaging, het feest is blijkbaar ook na de kerstdagen nog niet over voor de Grieken, getuige een eindeloze rij geparkeerde auto’s. Ik zet Mirjam af bij de Odalisk zodat zij alvast een kaartje voor in de rij kan nemen en ik een parkeerplekje zoek. Dat blijkt gemakkelijker dan gedacht, 30 meter verderop zie ik aan de overkant een parkeerplekje. Dus gekeerd en ja hoor, piest pesas.

Ik voeg me een paar minuten later bij Mirjam, die een kaartje heeft weten te bemachtigen uit de numerator. Nou, als we hier net zo’n mazzel hebben als het vinden van een parkeerplekje dan is het appeltje eitje.
Maar nee hoor, zij heeft nummer 238 en op dat moment staat 156 als hoogste nummer op het scherm. We hebben ‘maar’ 82 mensen voor ons. Dan viel mijn schatting van 60 voorgaanders nog mee, toen Mirjam eerder voorstelde om ‘even naar het postkantoor in de stad te gaan’. Het is ook een drukte van belang in de ruimte, waar toch wel 10 stoelen staan voor wachtenden. De rest staat, leunt, drentelt wat rond of verlaat het kantoor met een wanhopige blik. Sommigen nemen de tijd om ergens een bak koffie te scoren, met het risico dat je nummertje net voorbij is wanneer je terug komt.
Ik kijk eens rond en zie de Grieken die geen stoel hebben weten te bemachtigen gelaten voor zich uit staren of hun mobieltje raadplegen. Ze zijn het gewend, de totale minachting van de beleidsbepalers voor het ‘gepeupel’.
Aan de zijkant van de kantoorruimte, naast de hoofdingang is een ruimte met een bureautje waarachter een man met bril zit en waarachtig een wat oudere klant te woord staat. Zij het met tegenzin, is te zien aan de manier waarop hij met mappen gooit. Maar hij doet het toch maar, ondanks dat het misschien wel niet tot zijn taken behoort. Hij is waarschijnlijk de manager van dit mooie bedrijf.

Wanneer de oude man vertrokken is, besluit ik de gok te wagen en de chef in ieder geval even te vragen of wij wel hier moeten zijn om een pakket op te halen. Het adres op de doos is Duro Supermarket in Agios Ioannis, en waarom het daar niet bezorgd is, is ons niet duidelijk geworden. Maar op welk postkantoor het zich bevindt, is oomk niet te achterhalen. De oorzaak moet waarschijnlijk gezocht worden in een gebrek aan personeel of weerzin van de pakketchauffeur om zijn werk te doen en met een doos van 16 kilo te gaan sjouwen. Dus ik loop op cheffie af en vraag hem: ‘Milaste Anglika (spreekt u Engels)?’ ‘Oxi (nee)’, is het antwoord. Dus ik prevel wat over de website van Elta en een paketa to collect, maar de enige reactie die dat uitlokt is een flauw wegwerpgebaar. En dus moeten we wachten en bidden dat we inderdaad hier moeten zijn. Want het zou mij niet verbazen dat je na twee uur ergernis eindelijk aan de beurt bent en men dan zegt dat je op een ander kantoor moet zijn. Dat schrijnt, kan je geloven.
En dus staan we daar en zien heel traag de numerator op het scherm een klantnummer ophogen. Na een uur wachten en nog 40 klanten voor ons, begin ik kramp in mijn voeten te krijgen van het staan en ik besluit op een niet in gebruik zijnde balie te gaan zitten. En zeer tegen mijn gewoonte neem ik mijn mobiel ter hand en ga de krant lezen.

Gelukkig hebben veel Grieken hun geduld verloren en zijn vertrokken zonder gedane zaken, dus soms wordt het nummer iets sneller opgehoogd. Maar de totale minachting van de overheid voor publieke services snijdt mij op zulke momenten wel door de ziel. Goed, ik moet wachten, maar dat komt niet regelmatig voor en ik heb de tijd aan mezelf. Maar veel van de bewoners van het eiland moeten hier vaker komen en worden geacht maar te wachten en te staan, jong en oud. Schandalig vind ik dat.
Dan gebeurt het onvermijdelijke, de trage snelheid waarmee de numerator ophoogt, stokt. Nummer 198, 200 en 202 staan al een kwartier aan de balie. Blijkbaar hebben ze veel noten op hun zang. Al kan het zomaar zijn dat men dit het moment vindt om de wereldtoestand te bespreken met de baliemedewerker of de foto’s van de kleinkinderen tijdens het kerstmaal te tonen. Want eenmaal aan de beurt hebben sommige wachtenden ineens alle tijd van de wereld.
Ik kijk Mirjam eens aan en zeg dat ik zin heb om die kerstboom, met kerststal en takken doorhangend van de ballen, in de brand te steken. Of anders een bureau met slapende medewerker en al ondersteboven te gooien, een deur uit zijn hengsels te trappen of een ruit in te gooien. Ze kijkt me aan met een blik van, als je het maar laat, en richt haar blik weer op de monitor met traag oplopende teller. In dit tempo gaan we het niet eens redden voordat het fucking kantoor om kwart voor drie de deuren sluit en degenen die niet aan de beurt kwamen naar buiten te bonjouren.

Dan word ik, terwijl ik lees dat Manchester United weer verloren heeft, op mijn schouder getikt door de chef die mij eerder afgepoeierd heeft. In de ruimte naast zijn bureau staan nog een paar stoelen, daar kan ik gaan zitten, legt hij uit. Dat is aardig! En voorkomend ook, want hij zegt het in het Engels. Wat hij ook in het Engels zegt, is: ‘Do you sit on the table in your own house?’ De deugniet spreekt dus wel degelijk Engels.
Ik antwoord dat ik thuis alleen op tafel zit als er geen stoelen beschikbaar zijn. Hij schudt zijn bekommerd hoofd en loopt weg, waarschijnlijk om een kop koffie te scoren. Ik besluit het hem toch lastig te maken en neem plaats op de stoel tegenover zijn bureau in plaats van enkele kantoorstoelen die achterin de ruimte staan. Daar verdiep ik mij weer in de krant op mijn mobiel.
Na een minuut of wat komt hij weer terug en gaat achter zijn bureau zitten. Ik keur hem geen blik waardig, lees dat Arne Slot nog niet denkt aan de landstitel met zijn team Liverpool.
Na een paar minuten wordt mijn aanwezigheid hem waarschijnlijk toch te machtig. Hij roept me en zegt in prima Engels dat er inmiddels een stoel vrij is in de wachtruimte. ‘So you do speak English?’, zeg ik. ‘Of course’, is het antwoord, maar hij wilde mij niet helpen omdat ik op de balie ging zitten, legt hij uit. Dat deed ik pas drie kwartier nadat ik u een vraag had gesteld, is mijn verweer. Ja maar toch, en hij wist blijkbaar dat ik mij later zou misdragen. Motherfucker.
Ik laat hem achter in zijn lamlendig en triest bestaan en zie dat er inde wachtruimte inderdaad een stoel vrij is, naast Mirjam zelfs. Nou nou, het begint erop te lijken dat we het gaan redden voor sluitingstijd. Er zijn inmiddels zoveel mensen die de zinloosheid van langer wachten niet meer inzagen. Nu zijn er alleen nog wachtenden die een kans van slagen hebben geholpen te worden voordat de manager met een tevreden en voldane blik komt melden dat alle aanwezigen verzocht worden het pand te verlaten omdat het kwart voor drie is.

En zo geschiedde, na ruim anderhalf uur ons geduld op de proef gesteld te hebben, om half drie we buiten staan. En jawel, mét het pakket. Laus Deo, ik weet niet wat ik gedaan zou hebben als we te horen zouden krijgen dat we elders moeten zijn.

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Scroll naar boven