Buddies

‘En let er op dat je de honden niet bij de schapen laat komen! Dat loopt geheid verkeerd af’. Bud knikt gedwee begrijpend.
‘Jaja, dat heb je nu wel genoeg gezegd. Ik ben niet achterlijk, al denk jij dat misschien.’ Sara kijkt hem streng verdorrend aan.
‘Jij bent nog in staat om in je eigen glas bier te verzuipen!’ Enkele omstanders kijken nieuwsgierig in haar richting. Dan, op een lager volume, ‘En jij wil zeggen dat ik me geen zorgen meer hoef te maken over de verzorging van onze veestapel?’ Hoofdschuddend controleert ze voor de zoveelste keer haar reispapieren.
Maakte jij je maar zoveel zorgen om mij, denkt Bud, maar veiligheidshalve spreekt hij die gedachte niet uit. Om in een bomvolle vertrekhal van Corfu Airport een hysterische scene met een vrouw als Sara te veroorzaken is geen goed idee. Voor je het weet sta je de volgende dag in de Enimerosi (lokaal krantje). Om over social media nog maar te zwijgen.
‘Maak jij je nou maar geen zorgen om de honden en katten. Laat dat aan mij over, zorg jij nou dat je op tijd bij de goede gate staat. Straks mis je je vliegtuig nog.’ Vaderlijk legt hij een arm om haar schouder. Kribbig weert ze die af.
‘Ik had nooit die uitnodiging voor een familie reunie moeten accepteren. Ik mag de meesten niet eens, en dat is wederzijds, weet ik zeker.’
Waarom verbaast mij dat niet, denkt Bud, opnieuw zonder het uit te spreken. Maar toch houdt hij zielsveel van haar, soms tot zijn eigen verbazing.
‘Ga nou schat, het is maar voor vier dagen, dan ben je weer hier. Ik zal echt de boel goed in de gaten houden.’ Met zachte dwang duwt hij haar richting de rij voor de douane. ‘En doe je familie de groeten!’ Snel draait hij zich om en begint naar de uitgang te lopen. God bewaar me als ze van gedachten verandert, schiet het door hem heen. Een paar dagen zonder de strenge meesteres die op alles wat hij doet of zegt wel iets aan te merken heeft, zijn hem te dierbaar.

Drie dagen later belt Bud zijn drankmaatje Bert.
‘Hey Bert, how’s it hanging? Heb je wat omhanden vanavond?’
‘Aye Buddy Boy! Ik zal mijn agenda even raadplegen of ik nog een gaatje kan vinden. Natuurlijk heb ik vanavond niets op het program, je kent me toch? Wat heb je te vieren?’, antwoord zijn vriend Bert.
‘Het eind van mijn vrijheid. Morgen komt Sara weer thuis.’ Gelach aan de andere kant van de lijn, gevolgd door: ‘Dat moeten we vieren, maat! Toevallig heb ik een heel lekker flesje whiskey gekocht, daar gaan we gezamenlijk van proeven, wat jij?’
‘Whiskey? Is dat lekker?’
‘Is de Paus katholiek? Lekker is het juiste woord niet, kerel. Het is nektar, de drank van de goden!’ Er valt even een stilte. Bud is op de hoogte van de alcoholconsumptie van zijn vriend.
‘Normaal houd ik het bij bier, maar het is nooit te laat om met nektar te beginnen, toch?’ Beiden lachen.
‘Kan je me mooi even helpen met het voeren van de hele dierentuin’, zegt Bud. ‘Vijf honden, acht katten en 12 schapen.’
‘Allemachtig, daar heb je een dagtaak aan?’
‘Mwah, valt mee hoor. Het lastigste is nog wel om de honden bij de schapen vandaan te houden wanneer ik ze ga voeren. Die beesten zouden best nog wel een schapenboutje lusten naast hun dagelijkse portie.’
‘Ik zal jou daarbij helpen, maat. That what’s friends are for, toch?’
‘Zeker en vast! Ik ga je zien, maat. Semper fidelis!’
‘Semper fidelis.’
Bud kijkt nog eens naar de telefoon in zijn hand. Bert is een goeie gozer, ze hebben samen voor hete vuren gestaan en hij houdt meer van hem dan van een broer. Maar als hij eenmaal over gaat van bier op whiskey wordt hij net zo onberekenbaar als het weer.

‘Doe mij nog eens een glaasje van dat goudgele nat, maat!’
‘Dat kan ik wel doen, maar dan neem ik zelf ook nog een glas.’ Bud loopt, niet geheel vast ter been, naar het dressoir waarop hij de fles Johnny Double Black uit veiligheidsoverwegingen heeft geposteerd. Toch wel lekker spul, denkt hij. Daar zal ik ook eens een flesje van aanschaffen.
‘Dat hij maar weer mag smaken, vriend!’, roept hij, terwijl hij voetje voor voetje richting de zithoek schuifelt. Met enige moeite plaatst hij de glazen tussen de her en der verspreide bierblikjes die nog maar weinig ruimte overlaten. En ze klinken.
‘Nu moet ik toch echt even die schapen gaan voeren hoor’.
‘Eerst nog een laatste glas heffen op onze vriendschap!’, brult Bert.
‘Dat gaat hem niet worden, ben ik bang, want de fles is leeg, mijn vriend!’ Bij wijze van bewijsvoering schudt Bud de lege fles. Bert kijkt ongelovig naar de lege fles. Hij kijkt zijn vriend teder aan.
‘Dat hebben wij toch maar mooi weer voor elkaar, buddy!’ Hij staat op en heft zijn hand om een high five te geven. Die poging mislukt jammerlijk en beiden storten op de grond. Ze bulderen van de lach.
‘Old times, Buddy Boy!’
‘Zeker te weten maat’, antwoordt Bud. ‘Maar nu ga ik de schapen voeren. Als Sara erachter komt dat ik dat vergeten ben, dan kan ik maar beter van een flat af stappen. Bert krabbelt moeizaam overeind.
‘Ik help je met voeren, kerel. Beloofd is beloofd.’ Hij bekijkt de imposante hoeveelheid lege bierblikjes op de salontafel en gromt goedkeurend. ‘En zo hoort het!’
‘Kom je?’, roept Bud. ‘Het is in onze toestand wel handig om een handje extra te hebben bij het voeren.’
‘Tuurlijk Buddy Boy, ik ben al onderweg.’

Met vallen en opstaan komen ze aan bij een hek dat toegang geeft tot het stuk grond waar de schapen naar hartelust kunnen grazen.
‘Dat is wat ik noem een hek!’, zegt Bert bewonderend, terwijl Bud de sleutel in het slot steekt.
‘Ja, dat heb je wel nodig om die honden hier vandaan te houden. We moeten het zelfs op slot doen, anders kunnen een paar honden eigenhandig het hek openen. En dan wordt het een bloederig drama.’
‘Wat zijn ze toch slim, die honden. Maar ja, je moet wat doen om te overleven.’
Wat een wijsheid, denkt Bud terwijl ze naar de voederplek lopen. Daar aangekomen opent hij de emmer met voer. Voor de schapen aanleiding om massaal hun kant op te komen. Bud vult de trog, sluit de emmer en draait zich om. ‘Ik zal kijken of ik nog een biertje kan vinden, mate.’
‘One for the road’, vult Bert aan. ‘Maar eerst moet ik er een paar aftappen. Ik pis bijna in mijn lorren.’
‘OK, dan ga ik vast vooruit.’ Hij draait zich om en waarschuwt: ‘Maar dan moet jij dus niet vergeten het hek af te sluiten! Ik laat de sleutel er in zitten, draai hem op slot!’
‘Jaja, geen zorgen’, antwoordt Bert, zich concentrerend op zijn bezigheid van dat moment. ‘Komt goed, laat dat maar aan mij over.’ Bud zegt tegen zichzelf dat hij straks in ieder geval even moet controleren of Bert inderdaad het hek zorgvuldig heeft afgesloten.

‘This was the greatest night of my life, man!’ Bert geeft Bud een flinke dreun op zijn schouder. ‘Bedankt dat je aan mij dacht, buddy. Doe het vrouwtje de groeten.’ En verdwijnt wachelend in de nacht.
Bud loopt terug naar de woonkamer en neemt het slagveld in ogenschouw. ‘Eerst maar een beetje ruimen en dan snel naar mijn mandje’, zegt hij tegen niemand anders dan zichzelf. Hij pakt een vuilniszak en begint lege blikjes en andere attributen van een geweldige avond in in de zak te stoppen.

‘Oh God, ik drink nooit meer!’, roept Bud bij het wakker worden tegen een lege slaapkamer. Zijn hoofd staat op ontploffen en hij bevindt in het centrum van een krankzinnig roterend universum. Dat zal de whiskey wel zijn, denkt hij. Eerst maar eens een fles water opdrinken om weer enigszins bij zinnen te komen. Gelukkig landt Sara pas laat in de middag, dus hij heeft nog een paar uur om weer op te knappen. Dan realiseert hij zich met een schok dat hij gisteravond vergeten is te controleren of Bert het hek wel goed afgesloten heeft. Hij heeft gedroomd van een slachtpartij onder de schapen. Of heeft hij vannacht inderdaad luid geblaf van de honden gehoord?
Met een zwaar gemoed loopt hij richting de schapenweide. En vindt daar het hek wagenwijd open. ‘Oh God, laat het niet zo zijn!’, kermt hij en slaat de handen voor zijn ogen. Wat hij ziet tart elke beschrijving. Dan braakt hij zoals hij nog nooit gebraakt heeft.

‘En, hoe is het geweest? Viel het mee, was je familie blij je weer te zien?’
Sara kijkt stug voor zich uit. ‘Vraag maar niets meer. Als ik jou zeg dat dit eens maar nooit meer was, wil je dan nog meer weten?’
‘Ach, dat vind ik jammer voor je. Familie is toch belangrijk.’ Hij legt een hand op haar bovenbeen en streelt dat zachtjes. ‘Is er iets dat ik kan doen om de banden tussen jou en je familie aan te halen?’
‘Hou daar mee op’, zegt ze, en duwt zijn hand weg. Hij kijkt haar zijdelings aan, maar Sara heeft alleen aandacht voor de toestand op de weg voor haar. Na een paar minuten zwijgend doorgebracht te hebben, verbreekt zij de stilte.
‘Je zit irritant te tikken met je hand op stuur. Dat is altijd een teken dat er iets aan de hand is. Is er wat mis met een van de dieren? Heb je wel gedaan wat ik gezegd heb?’ Bud zwijgt in eerste instantie, haalt een paar keer diep adem en concentreert zich op de weg.
‘Nou? Dat je nu ineens zwijgt in alle talen terwijl je eerst de oren van mijn hoofd kletst, doet mij het ergste vermoeden.’ Nu kijkt ze wel naar hem, met een blik die niet veel goeds voorspelt. Bud verzamelt al zijn moed.
‘Met de honden is alles goed, en de katten zijn ook allemaal gezond en blij.’ Sara draait haar hoofd nu helemaal in zijn richting, haar vuisten ballen zich.
‘Je hebt met je dronken kop vergeten het hek goed af te sluiten en nu is er een schaap dood gebeten!’, zegt ze met een van woede doordrenkte stem. Hij stuurt de auto naar de kant en stopt, zet de motor af. Dan kijkt hij haar strak aan.
‘Waarom ga jij toch altijd direct er vanuit dat ik de oorzaak ben van alle ellende in jouw wereld?’
Ze kookt van woede, schreeuwt: ‘Omdat het zo is!’ Bud pakt het stuur stevig vast.
‘Mag ik het eerst nog even uitleggen, of ben ik al veroordeeld zonder dat je iets van de situatie weet?’ Sara zucht diep en hult zich in een dodelijk stilzwijgen.
‘Luister! Ik heb alles precies gedaan zoals jij mij opgedragen hebt. Dus ook heb ik er voor gezorgd dat de honden buiten de schaapskooi bleven. Toen ik vanochtend wilde kijken of alles goed was met ze, vond ik ze alle twaalf dood.’
Sara slaat een hand voor haar mond, kijkt hem dan strak aan, smaalt: ‘En daar ben jij niet debet aan?’
Bud zucht: ‘Omdat ik weet hoe wantrouwend jij bent, en dat ik toch overal de schuld van krijg, ben ik op zoek gegaan naar de oorzaak. Eerst dacht ik dat een van de honden misschien een gang onder het hek door hadden gegraven. Dat bleek niet zo te zijn.’
‘Dat kan ook helemaal niet, met die rotsige ondergrond. Geef nou maar toe dat je vergeten bent het hek af te sluiten.’ Bud schudt zijn hoofd en zucht nog eens diep.
‘Ik ga niets toegeven waaraan ik niet schuldig ben. Maar omdat ik toch de oorzaak wilde weten, heb ik de veearts gebeld. Die is langs gekomen en heeft de schapen onderzocht.’
‘En, wat zei hij, ouderdom?’
Bud verzamelt al zijn moed alvorens hij antwoordt. ‘Simultane hartstilstand!’

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Scroll naar boven