The Greek Open
Wist je dat The Greek Open jaarlijks op Corfu gehouden worden? Jawel, het Open Griekse Kampioenschap Croquet wordt jaarlijks georganiseerd door de enige croquetclub die Griekenland rijk is, namelijk de Corfu Croquet Club! Van heinde en verre, maar vooral uit het Verenigd Koninkrijk, komen croquetspelers naar ons mooie eiland, in een poging daar eeuwige roem te vergaren.
Nu denk je misschien: Is dat niet zo’n tuinspelletje? Tja, je hebt misschien ook ooit eens bij de Hema zo’n setje hoops (de poortjes), ballen en hamers met lange steel (mallet genaamd) gekocht om de kinderen een uurtje zoet te houden alvorens ze zich weer op hun X-Box storten. Zelf was je natuurlijk de beste, niet in het laatst omdat je de poortjes met gemak wat wijder kon maken, en nu denk je dat het niveau niet verder reikt dan jouw tuin.
Wat een jammerlijke vergissing! Om niet te zeggen: een misrekening die qua arrogantie niet onderdoet voor die van de Romeinse keizers, die dachten dat ze God zelf waren. Want croquet is een internationaal erkende sport die op alle continenten door tienduizenden met veel enthousiasme en overgave wordt bedreven. Maar vooral wordt deze prachtige sport heel serieus genomen.
Maandag 1 mei werden de spelers om half tien gebriefd over de regels en het spelschema, waarna het hele deelnemersveld, ruim 50 man, gebroederlijk op de foto ging. Maar om 10 uur precies werden de eerste ballen afgeslagen. De Greek Open was begonnen!
Voor de neutrale toeschouwer werd vrij snel duidelijk welke van de spelers van overzee kwamen en welke op Corfu resideerden. De Engelse sporters, niet heel erg verwend met zon, onderscheidden zich door hun vale gelaatstrekken en nog blekere ledematen duidelijk van hun gebruinde gastspelers. Elk plekje naakte huid was zorgvuldig maar vooral overvloedig bedekt met zonnebrandolie en andere beschermingsmiddelen, waardoor sommigen een enigszins spookachtig uiterlijk kregen, versterkt door hun witte kledij.
Ook qua outfit was er een duidelijk onderscheid tussen uit en thuis te zien. De officiële dresscode voor het toernooi was wit en dat was wat de gezagsgetrouwe Britten betreft niet tegen dovemansoren gezegd. Shirts en shorts, caps, zweetbandjes, schoeisel (zelfs de veters), de tot kniehoogte reikende kousen, alles was smetteloos wit. Een van de vrouwelijke deelnemers had zich een frivoliteit veroorloofd in de vorm van een lichtgekleurd lint aan haar witte hoed. Een van de heren viel op door een rode bies op beide witte schoenen, maar hiermee waren ze uitzonderingen. De enige kleur aan hun outfit bestond verder eventueel uit een logo van de club dat met wit garen op borsthoogte van hun shirt was gestickt. Het was wit wat de klok sloeg.
Mijn halflange witte broek met grijze opdruk van herfstbladeren wekte dan ook wat bevreemding, bij enkelen een lichte walging zelfs. Mijn verschijning veroorzaakte dan ook menigmaal opgetrokken wenkbrauwen bij onze Britse gasten. Door enkelen werd ik zelfs met enig wantrouwen bekeken, zeker als ik mij voor aanvang van de match voorstelde als hun tegenstander.
Eenzelfde lot ondergingen enkele spelers van de Corfiotische delegatie, die een verregaande schoffering van de regels pleegden door op blote voeten te spelen. Zo ver ging ik niet, al konden mijn bruinleren teenslippers niet echt op bewondering rekenen.
Ian, een nieuw lid van onze vereniging, verscheen nietsvermoedend in een licht getinte trainingsbroek met felgekleurde bies en daaronder grijze Crocs. Nou, dat heeft hij geweten. Hij moest rennen zo hard als zijn Crocs hem konden dragen, achterna gezeten door een menigte woedende Engels croquetspelers in witte tenues die hem wilden lynchen.
Ook de beleving van de sport was duidelijk verschillend. Willen wij Corfioten nog wel eens een praatje maken in afwachting van onze beurt, of ons zelfs een grap of grol veroorloven, daarvan was bij onze Britse opponenten geen enkele sprake. Als standbeelden namen ze in afwachting van hun beurt de verrichtingen van hun medespelers waar en kwamen pas weer tot leven als ze aan de beurt waren. Sommigen stonden, het hoofd decent voorover gebogen, met de handen devoot om de steel van hun mallet gevouwen, als waren ze in gebeden. Ik verdacht enkele personen er van dat ze inderdaad om hulp van boven vroegen, maar dat waren meestal de spelers die op een wisse nederlaag afstevenden.
Meest bijzondere aanwezige was echter de meegereisde scheidsrechter. Niet zozeer qua verschijning, waar overigens niets op aan te merken viel, als wel door zijn gedragingen. Hij straalde het soort autoriteit uit dat je vroeger wel bij het schoolhoofd zag. Je weet wel, zo’n kaarsrecht opgerichte man, die met zijn speurende blik het schoolplein overloopt in de hoop een overtreder van regels te betrappen. Roe in de hand, waarmee hij ritmisch zachte klapjes in zijn ander hand geeft, gaarne bereid de dynamiek van zijn strafwerktuig te demonstreren op het achterwerk van een van zijn leerlingen.
En net als vroeger op het schoolplein werd het op de lawn – zoals het speelveld bij croquet heet – ook stil als het alwetend oog van de scheids zich met resolute passen naar vuurhaarden spoedde waar zijn rechterlijke beslissingen gewenst waren.
Meermaals zagen wij hem in de meest onmogelijke houdingen liggen, speurend en spiedend, metend en wetend, zwoegend en zwetend, terwijl de betrokken spelers in spanning, maar ook met ontzag, wachten op zijn bindend oordeel.
Nu denk je misschien: overdreven, de man is een aandachttrekker die een beetje interessant wil doen. Jammer dat je er zo over denkt, of eigenlijk moet ik zeggen: schandalig. Want bij croquet wordt het verschil tussen glorie of verkettering soms gemeten in seconden of millimeters. Op dit niveau is een gediplomeerd en gecertificeerd scheidsrechter die zijn taken serieus neemt dus bittere noodzaak.
Ik had het geluk hem enkele keren van dichtbij aan het werk te zien en vooral zijn uitrusting was interessant. Een zichzelf respecterende referee heeft namelijk een heel scala aan onvermoede gereedschappen bij zich, dat hem ten dienste staat bij de uitoefening van zijn functie. Daar is natuurlijk een meetlat in miniformaat, tot op de millimeter nauwkeurig, om bijvoorbeeld de afstand tussen twee ballen te meten, om uit te maken of een zogenaamd stopshot legitiem is of niet. Maar ook om te controleren of de toegestane hoogte of breedte van de hoops niet wordt overschreden.
Ook een multifunctioneel mesje, dat in een ogenblik kan veranderen in desgewenst een schepje of een mini-zeis, behoort tot de verplichte uitrusting. Vanzelfsprekend een kleine hamer met rubber stootkapje om hoops enkele millimeters omlaag of omhoog te krijgen, stof- en vetvrije handschoenen om ballen mee op te pakken c.q. te verplaatsen, een vergrootglas, een schuifmaat, een handvol kleurige markers om de plaats van een te verwijderen bal aan te geven en een glazen stuiter. Waar die laatste voor diende wist hij ook niet, maar het hoorde er nu eenmaal bij, vertelde hij mij desgevraagd.
Tot mijn niet geringe verbazing haalde hij uit zijn linker broekzak zelfs een heel klein grasmaaiertje tevoorschijn, aangedreven door een batterijtje, om storende graslengtes te nivelleren. Waarbij hij opmerkte dat onze banen er keurig bij lagen, wat onze groundsman als een enorm compliment kan opvatten.
Een van de belangrijkste onderdelen van zijn werkgereedschap mag echter niet onbelicht blijven en dat is een ragfijn draadje. En dan heb ik het niet over een stukje vliegerdraad of zelfs vislijn hoor. U lacht? Wat probeer ik nu de hele tijd uit te leggen? Dit is een serieuze sport!
Dit draadje, ter lengte van pakbeet 15 centimeter, wordt slechts op een plek in de wereld gefabriceerd, en wel in de Himalaya. Daar is een klein fabriekje dat als enige op de wereld in staat is dit attribuut zo verfijnd en toch zo stevig te maken. Met dit ogenschijnlijk onbelangrijke onderdeel van de hele santenkraam van de arbiter, kan een partij vallen of staan. Hiermee kan namelijk op legitieme wijze bepaald worden of een bal geheel door de hoop gekomen is – en dus telt – of niet.
Goedwillende amateurs en andere prutsers laten hun mallet even langs de staanders van de hoop zakken om te bepalen of een bal in zijn geheel door is. Beweegt de bal iets naar achteren dan was dat niet het geval, blijft de bal onberoerd dan is er sprake van een score en mag de hoop geteld worden. Maar zo gaat dat natuurlijk niet bij de Griekse Open Kampioenschappen! Daar heeft de scheidsrechter ‘het draad’ voor. Want dit frêle maar loepzuivere meetinstrumentje detecteert tot op de honderdste millimeter of een bal door is of niet, en dat zonder de bal te verplaatsen.
Kijk, dan heb je de zaken voor elkaar.