Gespreksof
Met Palaia Perithia en Palies Sinies dacht ik alle verlaten dorpen op Corfu bezocht te hebben. Fout, bemerkte ik onlangs, toen ik op Fakebook foto’s zag van prachtige vervallen huizen en zwaar overwoekerde ruïnes in verlaten straten. En dan begint het bij mij altijd te jeuken, ik ben dol op de schoonheid van verval en de mystieke stilte die doorgaans in dergelijke spookstadjes heerst. Verder fantaseer ik er lustig op los wat er ooit achter de afgebladderde muren heeft afgespeeld en wat de geschiedenis is van ingestorte daken en zwaar verweerde steunbalken.
Op een mooie enigzins bewolkte dinsdag zat ik dus gewapend met een geprint kaartje van de omgeving, mijn camera en een banaan in de auto op weg naar Zuid Corfu. Het kaartje omdat ik een ramp ben als het gaat om het vinden van bestemmingen, mijn camera om deze redelijk onbekende schoonheid voor het nageslacht vast te leggen. De banaan om reden dat ik niet verwacht daar net zoveel restaurants te vinden als in Perithia. Bij dergelijke bezoekjes neig ik de tijd nog wel eens te vergeten en de banaan moet ervoor zorgen dat ik, in de middel of nowhere, niet geveld wordt door een plotseling opkomende hongerklap.
Geheel volgens de verwachting vind ik Korakades niet zonder slag of stoot. Na een forse steiging vanaf zeeniveau over zeer bochtige slingerweggetjes, kom ik uit op een driesprong. Ik kan rechtdoor gaan en mij in de armen van een klein bergdorpje storten, of een scherpe bocht naar links maken, met onbekende bestemming. Mijn richtinggevoel zegt me dat ik linksaf moet, maar dat heeft mij al zo vaak bedrogen, dat ik besluit Google Maps maar eens te raadplegen.
Toch wel mooi dat je kan zien waar je je op dat moment bevindt. Een helblauwe stip laat zien dat ik inderdaad op een soort van driesprong sta. Wat niet duidelijk wordt, is welke kant ik op sta. Nu kan je ook een bestemming opgeven en ik besluit Korakades op te zoeken. Hm, ik ben niet heel ver uit de buurt, maar er zijn meerdere wegen die naar Rome leiden. Maps kan tegenwoordig ook als routeplanner gebruikt worden en ik besluit dat maar eens uit te proberen.
‘Rechtdoor!’ zegt een vriendelijke maar resolute damesstem. Hm, het dorpje in dus, dat belooft wat. Dergelijke nederzettingen, het kan Agia Paraskevi zijn, maar ook Vassilatika, werden gebouwd ver voor de uitvinding van paard en wagen, laat staan dat de straten berekend zijn op de breedte van benzineauto’s. Maar de dame van Maps klinkt zo doortastend dat ik gas geef en het popperige dorpje binnen rijd.
‘Rechtsaf!’roept ze ineens, terwijl ik zowaar op een recht stukje weg rijd. Dat lijkt me geen goed idee, ik heb geen enkele behoefte om mijn auto een afgrond in te sturen. Dus blijf ik, tegen de zin van Mien Maps, mijn weg vervolgen richting de kleine negorij.
‘Sla nu linksaf!’ gebiedt Mien op enig moment streng. Zelfs voor een Jeep Cherokee of een Hummer is dat een onmogelijke opgave, realiseer ik mij als ik links de steile bergwand bekijk die mij onverzettelijk aanstaart. Ik begin sterke twijfels te krijgen over de deskundigheid van de digitale dame, ze roept dingen die nergens op slaan. Dan bevind ik me in het dorpje, tussen huizen die elkaar nog net niet aanraken. Ik stel me voor dat als je hier aan de overbuurvrouw een kopje suiker vraagt, je de deur niet uit hoeft. Zij ook niet trouwens, ze reikt het gewoon over de doorgaande weg aan door het venster.
‘Keer direct om!’ klinkt de strenge Mien. Ja, dat is makkelijker gezegd dan gedaan, in een staatje nauwelijks breder dan je auto. Goeie grap, mij eerst dit spinnenweb insturen en dan zeggen dat ik om moet keren. En dus kruip ik voorwaarts, niet geheel gerust op de goede afloop. Lak-, rubber- en staalresten op muren van wederzijdse huizen bewijzen dat ik niet de eerste zal zijn die zichzelf klem zet tussen overburen die erg close met elkaar zijn in de meest letterlijke zin van het woord. Mien blijft ondertussen herhalen dat ik om moet keren. Ik meen enige paniek in haar stem te ontdekken.
Dan wordt een bocht zichtbaar waarvan ik twijfels heb of ik daar doorheen kom zonder kleerscheuren. En om er eenmaal doorheen achter te komen dat het een doodlopende weg is, of op het erf van een bewoner te komen, dat trekt me niet. Ik laat Mien dus even gillen en stap met enige moeite uit – door een hoge drempel van een huis kan mijn deur maar een klein stukje open – om eerst poolshoogte te nemen of ik mezelf niet hopeloos vast zet. De huizen aan weerszijden hebben beide zwaar te lijden gehad van passerend verkeer wat zich decennia lang hier doorheen gewrochten heeft. Maar iets verderop zie ik dat ik bijna aan het andere einde van het dorpje ben. Nou, dan nog maar even, tegen het advies van mijn reisleidster in, doorgaan. Opgelucht pers ik me in de auto, blij dat ik niet het hele eind weer achteruit hoef te rijden. Even later slinger ik door dicht begroeide olijfgaarden naar beneden, richting de kustlijn hopelijk, want ik beschouw mezelf als verdwaald.
Ik heb geen flauw idee of ik het dorpje nader of er steeds verder van verwijderd ben, als ik een man zie die olijvennetten aan het uitrollen is onder de olijfbomen. Ik stap uit en vraag hem de route naar Korakades. Hij geeft in keurig Engels aan welke kant ik op moet en ik slaak een zucht van verlichting. Op een steenworp afstand van het dorp, blijkt later, vraag ik het voor de zekerheid nog maar aan twee Grieken die druk met elkaar in gesprek zijn. Beiden roepen in koor: Aristera (linksaf). Dat begrijp ik nog wel. En dan rijd ik eindelijk Korakades binnen.
Ik parkeer bij een verlaten huis en pak mijn camera, als ik geluid hoor. Huh, dit is toch een verlaten dorp? Het blijkt inderdaad grotendeels verlaten, maar uitgerekend het huis waar ik parkeer is nog een van de weinige dat bewoond is. Hm, het staat wat opdringerig als de bewoners hun voordeur open doen en een wildvreemde auto in hun tuin geparkeerd vinden. Dus dus toch maar even iets verderop geparkeerd. Dan start ik mijn ronde door het dorp.
Over Korakades kan ik kort zijn. Het is pittoresk, mooi, en natuurlijk heeft het die mystiek van een verlaten dorp, maar ik raak er niet van in vervoering. Het is geen Palaia Perithia, om het maar zo te zeggen. Maar ik maak er een paar leuke foto’s.
Nu vind ik het altijd fantastisch om na gedane zaken ergens langs te gaan om daar een lichte lunch te gebruiken, en dat voorrecht wil ik mij ook nu niet ontzeggen. Dus berg ik mijn camera op en stap in de auto, onderweg vind ik ongetwijfeld ergens een geschikte taverna.
Zowaar kom ik na enkele honderden meters gereden te hebben een bord tegen dat aangeeft dat Argyrades linksaf ligt. Nou, daar kan ik zomaar mijn geluk beproeven en dus sla ik linksaf.
Een kilometer verder over de smalle slingerweg zie ik een driftig bellende vrouw van middelbare leeftijd aan de kant staan. Zij gebaart dat ik moet stoppen. Ik heb het niet direct in de gaten wat ze bedoelt, dus doet ze het nog een keer, nu met weidse gebaren. Ik stop een paar meter verderop en ze klopt al bellend op het raampje aan de passagierskant dat ik de deur moet openen. Al bellend laat ze zich op de stoel vallen en ik zet de auto in beweging.
Ze beëindigt uiteindelijk haar gesprek en roept regelmatig dat ik links- of rechtsaf moet. Met handen en voeten leg ik uit dat ik eigenlijk naar Argyrades moet, maar dat is niet haar bestemming. Dus hier voorlopig rechtdoor en dan daar aan het eind nog even naar rechts en dan zijn we er bijna. Ik volg haar instructies maar, want het lijkt mij een dame die geen tegenspraak duldt. Maar dan zijn we toch waar zij zijn moet en geeft een stopteken. Ik zet haar af en bij wijze van tegenprestatie wijst zij mij de weg naar Boukari. Omdat ik inmiddels flink ver van Argyrades verwijderd ben, besluit ik maar direct richting huis te rijden en daar de lunch te gebruiken.
Het wordt To Gefyri, niet ver van ons huis. Een vertrouwd adres voor een uitstekend maal en heel schappelijke prijzen. Ik zit inmiddels achter een lekker bordje pasta met gehakt, en twee tafeltjes verderop zie ik een jong stel zitten, beiden nog geen 25 vermoed ik. Het lijkt of ze ruzie hebben, want ze wisselen geen woord met elkaar, zitten voortdurend op hun mobieltjes te staren. Bij elke blik die ik werp, vraag ik me af hoe lang ze dat vol zullen houden en wat de aardigheid is om dan in een restaurant te zitten.
Mijn bord is half leeg als ze nog steeds geen woord gesproken hebben met elkaar. Ik blijf mij erover verbazen hoe armzalig de communicatie tussen (vooral) jonge mensen tegenwoordig is. Maar dan lijkt de stilte tussen beiden verbroken te worden, want zij maakt zich los van haar schermpje. Nu gaat het gebeuren, denk ik, komt de communicatie alsnog op gang. Maar ik vergis mij. Zij heft haar mobieltje omhoog, zet een verleidelijke glimlach op en maakt een selfie. Direct daarna wordt zij weer tot het schermpje aangetrokken en begint met 2 duimen een boodschap in te tikken om de foto de wereld in te sturen. Geluid is er, al de tijd dat ik daar zat, niet uit gekomen.
Ik moet denken aan een aforisme van Bomans: door rijkdom arm geworden.