De bejaarde man verstevigde onwillekeurig zijn greep om de knop van zijn wandelstok toen een haveloos geklede jongen tegenover hem neer plofte en een plastic zak op de zitplaats naast hem neerzette. De jongeman knikte hem vriendelijk toe en begon gelijk aan een wit apparaatje, dat aan zijn broeksriem hing, te frunniken.
De oude man gaf een onmerkbaar knikje terug en nam zijn nieuwe overbuurman in zich op. Moet je nou toch eens kijken, die spijkerbroek! Helemaal verschoten en het kruis hangt tussen zijn knieën. Belachelijk! Natuurlijk sportschoenen, mét strepen maar zonder veters. Welja, dat scheelt toch weer werk. En dan dat T-shirt, met daarop in grote letters het woord NIKE. Als kruiswoordpuzzelaar wist hij dat het de godin van de overwinning was, maar wat die knul er nou mee op zijn borst moest?
Het gekste vond hij nog wel de trui met rits en een capuchon. Ondanks dat het KNMI een warme dag verwachtte, had het joch een pet met klep op zijn lamlendige kop gezet – veel te lang haar! – en dáároverheen was weer zijn capuchon getrokken. Blijkbaar snel last van koude oren.
Hij merkte opeens dat hij onwillekeurig zachtjes zijn hoofd zat te schudden, verbaasd als hij was over hoe de jeugd zich tegenwoordig toetakelde. O oh, gauw naar buiten kijken! Die knaap mocht eens denken dat hij hem vreemd vond! Voor je het weet staan ze je in elkaar te trappen, vandaag de dag. Geen enkel respect hebben ze meer voor bejaarden. Laatst nog was een buurvrouw bij hem op de gang, een vrouw van 87 nota bene, van haar centen beroofd toen ze boodschappen aan het doen was. Gelukkig was ze niet gevallen, maar hij huiverde bij het idee. Misschien had deze gast het wel gedaan, wie weet. Te beroerd om te werken natuurlijk. Zal wel aan de drugs zijn.
Ongemerkt werd zijn blik weer naar zijn jeugdige reisgenoot getrokken. De jongen zat met gesloten ogen een beetje te knikken en deinen met zijn hoofd. Pas toen zag hij dat er een paar witte draadjes naar zijn oren liepen, die ondanks de capuchon nog net zichtbaar waren. Ah, hij zat naar muziek te luisteren. Dat witte kastje aan zijn riem zal wel zo’n muziekding zijn. Hij dacht even aan zijn kleinzoon van tien. Die had een ding, niet groter dan een luciferdoosje, waarmee hij de hele dag muziek kon luisteren. Onvoorstelbaar! Hij vond een elpee nog steeds een wonder van techniek.
Ach, zijn kleinzoon, die had tenminste nog redelijke muziek. Deze knul zal wel naar die brutaal bekkende negers zitten luisteren. Het viel hem nog mee dat hij niet met zijn grote poten op de bank zat. Hij hoopte maar dat zijn oogappeltje niet zo zou worden als dit waardeloze stuk vreten. Hij trok zijn colbert iets steviger om zich heen.
Nadat Jim een plaatsje had gevonden tegenover de oude man, zette hij zijn bagage naast zich neer en knikte zijn overbuurman glimlachend toe. Die reageerde niet, zat hem alleen maar nors aan te kijken. Jim begreep het wel. Ze hadden een totaal verschillende kledingsmaak, zoveel was duidelijk. Om over veel andere levenszaken maar te zwijgen. Misschien was hij gewoon niet in voor een praatje, dat kon natuurlijk ook. Dan niet, even goede vrienden!
Hij drukte op de playknop van zijn iPod. Toen de eerste noten van De Klokken van Moskou zijn oren bereikten, sloot hij zijn ogen. Wat een meesterlijke pianist toch, die Rachmaninoff! Zo te kunnen spelen. Langzaam deinde zijn hoofd mee op de melodie. Hij wist dat hij nooit zo goed zou worden, maar nogmaals nam hij zich voor keihard zijn stinkende best te doen om hem enigszins te benaderen.
Door zijn wimpers keek hij stiekem naar zijn overbuurman, die op dat moment naar buiten zat te staren. Van opzij gezien leek hij op zijn opa! Zelfde kapper, strak in het donkere streepjespak, hemelsblauw overhemd en een stropdas die nooit uit de knoop gehaald werd. Grappig, deze man had een dasspeld. Nee die had zijn opa nooit gehad voor zover hij wist, maar verder had het wel familie van elkaar kunnen zijn.
Jim dacht aan zijn opa. Tjonge, hij miste hem best wel. Bijna twee jaar geleden was het alweer dat hij plotseling overleed. Zomaar, van de ene op de andere dag hield zijn hart op met kloppen. Soms kon hij er nog niet over uit. Iedereen ging dood, maar niet zijn opa!
Man, hij had hem er zo graag bij gehad als hij zijn eerste concert zou spelen. Hij zou glimmend van trots op de eerste rij gezeten hebben!
Hij opende zijn ogen en zag dat de oude man hem vijandig zat op te nemen. Hm, deze man was vast niet zo aardig als zijn opa was. Hij leek hem niet erg toeschietelijk. Niet zo vrolijk ook.
Plotseling viel zijn oog op de hand van de oude man, die voortdurend op de knop van de wandelstok rustte, die als een bescherming tussen hen beiden in geplaatst was. De man droeg twee identieke gouden ringen aan zijn ringvinger. Hey, dat had zijn opa ook! Toen oma dood ging had hij haar trouwring op maat laten maken en sindsdien droeg hij haar altijd nog bij zich, zoals hij dat noemde. Zielig vond Jim dat, als mensen hun beste maatje verloren. Dat leek hem zo erg man. Hij drukte zijn iPod uit en borg zijn oortelefoontje in de zak van zijn sweater.
“Zo meneer, lekker met de 65-pluskaart op reis?”, vroeg Jim. De man schrok op uit zijn overpeinzingen en keek hem enigszins gegeneerd aan.
“Eh, ja inderdaad. Ik ben er blij mee hoor, met de NS.”
“Ja, ik ook”, zei Jim. “Ik gebruik mijn OV-kaart bijna dagelijks. Als student kan je niet zonder.”
De oude man glimlachte voorzichtig. Dat kon natuurlijk ook, een student.
“Nou, zó vaak gebruik ik hem niet hoor. Ik zou niet kunnen, want reizen is best wel vermoeiend voor mij.” Hij ontspande de greep op zijn wandelstok een beetje. “Ten tweede heeft een man van mijn leeftijd niet zoveel bestemmingen meer.” Jim knikte.
“Dat snap ik. Waar gaat de reis vandaag naar toe, als ik vragen mag?”
“Ik ga mijn vrouw bezoeken”, antwoordde de man. “Dat doe ik twee keer per maand.”
“Uw vrouw bezoeken?” Jim keek hem verbaasd aan en betrapte zich erop dat hij snel even naar de vinger met de twee ringen keek. “Twee keer per maand doet u dat?”
“Ja, ze is dood, dus ze zeurt nooit van ‘Waar bleef je nou?’”, glimlachte de oude man. “Toen ze nog leefde, moest ik dat wel eens horen. Soms terecht hoor.”
En hij vertelde van zijn geliefde Trude, waarmee hij meer dan vijftig jaar getrouwd was geweest. Ruim vijf jaar geleden was ze gestorven. Oh ja, eerst had hij haar vaker bezocht, maar dat was voor hij, noodgedwongen, verhuisde. Hij had de frequentie dus flink terug moeten draaien. Dat was in het begin wel erg geweest, vertelde hij. Maar inmiddels was hij er aan gewend.
Het leek Jim ook verschrikkelijk en toen hij de man begripvol aankeek, zag hij dat zijn ogen een beetje vochtig waren. Hij hoopte dat de man niet merkte dat hij zelf ook even moest slikken. Beiden zwegen even, alsof ze het van elkaar wisten.
“Maar we hebben het nu al de hele tijd over mijn spannende avonturen. Wat voor studie doe je?” Jim was blij dat de man van onderwerp veranderde.
“Klassieke piano”, zei hij trots. “Ik zit op het conservatorium.”
De man klakte met zijn tong.
“Zoho, dat is niet mis. Dat is een studie van jaren!” Jim keek hem verbaasd aan.
“Hoe weet u dat?”, vroeg hij.
Waarop de man hem vertelde over zijn ambities om ooit concertpianist te worden. Wegens een gebrek aan talent had hij het slechts tot pianoleraar geschopt. En of hij ook zo van Chopin hield en dan met name de 24 Preludes. Oh, zijn grote voorbeeld was Rachmaninoff? Nou, die kon ook een aardig stukje pingelen. Wist je trouwens dat hij zich veel heeft laten inspireren door Chopin? Nee? Nou, luister maar eens naar …
“Oh, maar die heb ik bij me, geloof ik! Wilt u het horen?”, vroeg Jim en reikte hem zijn oortjes aan. Wat onwennig stopte zijn overbuurman de oordopjes in zijn oren. Jim kon zien dat hij er van genoot. Er ontspon zich al snel een geanimeerd gesprek over muziek, de componisten en alles wat daarmee te maken heeft. Het gesprek werd alleen onderbroken wanneer Jim zijn gesprekspartner iets anders wilde laten horen. En voor ze er erg in hadden werden ze onderbroken door een metalige stem, die het eindpunt van de reis aankondigde. Beiden pakten hun bagage op en verlieten de trein.
Eenmaal op het perron legde de oude man met een plechtig gebaar zijn verschrompelde hand op Jim’s schouder en wenste hem veel succes.
“Wil je een pepermuntje?”, vroeg hij.
“Alleen als ik mijn oortelefoon weer terug krijg!”, antwoordde Jim met een brede lach.