Mensenredders

Vandaag hadden wij de gelegenheid weer eens om het politiebureau van Corfu van binnen te bekijken. Enkele jaren geleden hebben wij er heel wat tijd doorgebracht in afwachting van onze verblijfsvergunning. Nu zijn we er omdat er was ingebroken in de vakantie villa van een vriend. Omdat wij zijn zaken behartigen tijdens zijn afwezigheid, moesten wij dus aangifte doen.

Als we de met peuken bezaaide grauwe betonnen trap voor het bureau betreden, hopen we dat het niet druk is. Legendarisch zijn de verhalen die ons soms ter ore komen. Een hele dag op het bureau zitten om een simpele aangifte te doen is geen uitzondering.
Vandaag staan er geen wachtenden buiten, zien we tot onze opluchting als we ons naar de ingang begeven. Slechts een gemillimeterde politieman, wiens overhemd op gespannen voet leeft met zijn kolossale buik, keurt ons vanachter zijn donkere zonnebril een wantrouwende blik waardig. Een grote rookwolk komt uit zijn mond. De beschermheer van de burger op rookpauze waarschijnlijk.

We betreden de verveloze hal en passeren een kantoor waarin drie mannen op luide toon in gesprek zijn. We vinden geen enkele aanwijzing waar we onze aangifte kunnen doen. Geen ontvangstbalie, geen informatieborden, zoek het maar uit. Zoals wel vaker in Griekenland moet je je eigen weg zien te vinden. De balie waar we twee jaar geleden onze verblijfsvergunning gehaald hebben, is onbemand. Dus besluit ik maar een kantoortje binnen te stappen waar achter een boordevol bureau een jongedame zit met een beker koffie in haar hand. Ze wijst me vriendelijk waar ik aangifte kan doen van inbraak: het kantoortje direct bij de ingang. Ah, waar die mannen tegen elkaar zaten te schreeuwen.
Op het gevaar af te worden weg gescholden, besluit ik na een korte klop op de haveloze deur naar binnen te stappen. Het gesprek stokt gelijk en drie paar ogen zijn vragend op mij gericht. Wat ik kom doen, vraagt de jongste van de drie. Hij is gekleed in een strenge politie outfit, compleet met wapenstok, pistool, handboeien en andere nare harde gebruiksvoorwerpen. Net terug van de rellen in Athene, vermoed ik.
Ik leg uit dat ik aangifte wil doen van een inbraak en overhandig hem een A4-tje met daarop de feiten en data van de misdaad. Zijn ogen schieten over het papier waarna hij het overhandigt aan een in burger geklede agent aan het belendende bureau. Een rechercheur waarschijnlijk. Die neemt niet de moeite het te lezen en wuift met zijn hand. Wegwezen. Zijn maat legt uit dat ik zolang even op de gang moet wachten tot ik geroepen word. Eerst moeten ze deze zaak afhandelen, waarbij hij wijst op een vadsige man die ook in het bedompte kantoor weigert zijn zonnebril af te zetten.

We zetten ons neer op afbladderende stoelen met roestig onderstel en ondergaan ons lot gelaten. Wachten. Een half uur later is er nog niets veranderd in onze toestand. Voor de zoveelste keer lees ik het aan de muur bevestigde bordje met Griekse tekst waarvan ik weet dat het ‘Verboden te roken’ betekent. Blijkbaar heeft de man die ons voor ging heel wat noten op zijn zang. Op luide toon uit hij zijn ongenoegen, waarna de politiemannen op hetzelfde volume antwoorden. Regelmatig wordt het geanimeerde gesprek even onderbroken door binnen wandelende collega’s, steevast voorzien van een beker koffie en een sigaret in de hand. Dat kan nog wel even duren.
Ondertussen hebben wij wel de gelegenheid gekregen onze ogen eens de kost te geven en ons te verdiepen in de drukke wereld van de Griekse politieman. Billie Turf, zoals ik hem in gedachten noem, is inmiddels voor de vierde keer binnen gewandeld. Nippend van een beker koffie slentert hij ontspannen door de gang, om even later het pand weer te verlaten. Maar dan is het weer tijd om binnen te komen en met zijn collega’s in het kantoortje gezamenlijk lachend een sigaretje te roken. Nadat ze uitgelachen zijn, wandelt hij weer naar buiten en begint daar als een bezetene aan zijn zak te krabben. Corfu kan weer gerust slapen, de Hermandad heeft alles onder controle.
Inmiddels zitten we een uur op de harde houten stoelen met ongemakkelijke leuning en hebben tientallen mannen het kantoortje in en uit zien gaan. Het is net een bijenkorf. Rokend, drinkend, lachend, relaxt, en goed gemutst schudden ze elkaar de hand en slaan elkaar op de schouder. En allemaal in voor een praatje. Helemaal niet de grimmige, jachtige sfeer die je zou verwachten bij mensen wier werk het is de criminaliteit op Corfu te bestrijden.
Dan komt toch eindelijk de man met de zonnebril naar buiten. Hij kan gerust zijn, de zaak is nu in veilige handen. Het is nog een kwestie van tijd of de misdaad is opgelost.Belangrijker nog, nu zijn wij aan de beurt!

Een kwartier later zitten wij nog steeds een houten kont te kweken. Alle activiteit die we zien in het kantoortje, beperkt zich tot een toiletbezoekje van de ene en het scoren van een koffie van de andere. Verder niets dan de nijvere bezigheden van de twee wetsdienaars. Het wordt Mirjam na bijna anderhalf uur wachten als eerste teveel en loopt naar binnen. Geduld, wordt haar duidelijk gemaakt. Geduld.
De klok tikt traag en we staren gezamenlijk naar een tot de draad versleten stoel in een vergeten hoek. Ruim anderhalf uur is er inmiddels verstreken en Billie is inmiddels voor de tiende keer naar binnen geslenterd, om eenmaal weer buiten verder te gaan met waar hij gebleven was: aan zijn kruis krabbelen.
Dan is daar toch het moment dat ik door de openstaande kantoordeur een handgebaar krijg om binnen te komen. Wat er ook alweer aan de hand was. Dus leg ik weer uit van de inbraak, dat de eigenaar van de villa in Wales woont en dat ik dus zijn zaken behartig. ‘Whale?’, vraagt de jonge stoere knaap. Ik leg hem uit dat Wales in het Verenigd Koninkrijk ligt. ‘I know, I know’, bromt hij en begint haastig mijn verslagje te lezen. Dan overlegt hij met zijn collega in burger. In het Grieks wordt er even topoverleg gepleegd hoe deze misdaad te bestrijden. Dan richt de rechercheur zich tot mij. Het is de politie bekend dat er in die buurt ingebroken wordt. Ook de man voor ons kwam een inbraak aangeven, in dezelfde buurt. Het heeft dus de attentie van de politie. Graag wil hij, als ik dat goed vind, mijn gedachten op papier bij zich houden.
Ik vraag of er geen rapport opgemaakt moet worden. Nee, dat is niet nodig, verzekert hij mij, alles is bekend. Hij kijkt mij strak aan bij het uitspreken van die woorden. Breng camera’s aan rond de villa, raadt hij mij aan. En controleer regelmatig in de omgeving. Hij scheurt een stukje van mijn A4-tje af en krabbelt daarop een telefoonnummer. Als ik tijdens mijn controlerende taak iets verdachts zie of hoor dan moet ik dit nummer onverwijld bellen, moedigt hij aan.
De jonge ME-er naast hem wijst op zijn telefoon. Dan krijg je mij aan de lijn, maakt hij duidelijk. Nou, als dat nog niet genoeg is? Hartelijk schudden beide mannen mij de hand en maken duidelijk dat het onderhoud is afgelopen. We lopen het zonlicht weer in en passeren twee jongedames die naar binnen willen. Billie Turf geeft kreunend van genot zijn scrotum er hevig van langs.

Scroll naar boven